Trucjes
- De backhandslag
- De tip-in van rechts
- De haringtruc
- De omgekeerde haringtruc
- De dummy naar links
- De dummy naar rechts
- De steekslag
- Aannemen op de forehand
- De blow
- Wegdraaiend aannemen
- Wegdraaiend aannemen over de backhand
- De lijnstopper
- De 'Dalton'-truc
- De nektruc
- Het slapshot
- De hoge bal stop
- De chip
- De buikschuiver
- De Wallie flats
- De Shahbaz-tip
- De schijnpush
De backhandslag
Dit handige slagje naar rechts met je backhand kun je gebruiken bij het spelen van de bal over niet al te grote afstand naar een medespeler of bij een scoringspoging, wanneer je brij dicht in de buurt van de goal bent. De bal wordt meestal vanuit het drijven met de bal geslagen, waarbij je je linkerhand bovenaan je stick houdt en je rechterhand iets boven het midden. Op het moment dat je rechtervoet voor is, laat je de bal een beetje doorrollen. Ondertussen heb je je stick naar de backhand gedraaid, terwijl je tegelijkertijd een lichte achterzwaai maakt. Vervolgens sla je de bal met een snelle polsbeweging naar rechts. Naarmate je je stickblad recht of schuin tegen de bal zet, gaat de bal over de grond (stickblad recht) of door de lucht (stickblad schuin). Probeer de bal te raken als je goed in balans bent en na het slaan de bal goed nawijzen.
De tip in van rechts
Als het heel druk is in de cirkel, heb je als aanvaller meestal geen tijd of ruimte om de bal eerst aan te nemen en daarna op het doel te slaan of te pushen. In zo'n situatie is de tip-in het beste alternatief om toch een goede kans te houden op het maken van een doelpunt. Wanneer de bal bijvoorbeeld van rechts hard de cirkel wordt ingeslagen, loop je goed door je knieën gebogen en met je stick op grond een klein stukje in de richting van de bal. Je houddt je stick alleen met je linkerhand vast en het blad van je stick is iets opengedraaid. Je stopt de bal niet, maar laat 'm via de platte kant van je stick afketsen in de richting van het doel, waarna je de bal met je stick goed moet nawijzen.
Op deze manier tip je de bal maar heel even aan. Je moet wel eerst oefenen met een aantal zacht aangespeelde ballen, zodat je op een gegeven moment precies weet hoe je je stick moet vasthouden.
Je zult zien dat hoe verder je het blad van je stick 'open' draait, de bal des te hoger in de richting van het doel gaat. Het is het beste om altijd met z'n tweeën te oefenen en afspraken te maken, hoe en waar je de bal precies wilt hebben. Dan kun je het ook in een wedstrijd toepassen.
De haringtruc
Je loopt met de bal aan je stick recht op je tegenstander af, zodat je niet laat zien aan welke kant je gaat passeren. Je linkerhand is daarbij bovenaan je stick en met je rechterhand houd je je stick ongeveer in het midden vast. Terwijl je op je tegenstander toeloopt, probeer je zowel je tegenstander als de bal in de gaten te houden. Als je in je hoofd hebt om met een haringtruc te gaan passeren, kan het gebeuren dat je tegenstander jouw bedoeling in de gaten heeft en zijn of haar stick met de backhand plat op de grond legt. Probeer dan snel te reageren en speel de bal met een 'gedoseerd' half hoog wipje over de liggende stick van je tegenstander. Dat moet je doen met een snelle polsbeweging en niet te hard, want je moet, nadat je snel aan de andere kant om je tegenstander heen loopt, zelf de bal weer kunnen oppikken. Let op dat je de bal nooit hoger speelt dan ongeveer kniehoogte. Ander is het gevaarlijk spel.
De omgekeerde haringtruc
De dummy naar links
Je loopt met je stick recht op je tegenstander af, zodat je niet laat zien aan welke kant je gaat passeren. Je linkerhand is daarbij bovenaan je stick en met je rechterhand houd je je stick ongeveer in het midden vast. Terwijl je op je tegenstander toeloopt, probeer je zowel je tegenstander als de bal in de gaten te houden. Dichtbij je tegenstander haal je snel de bal van links naar rechts, waarbij je linkervoet voor komt en je lichaamsgewicht voor een groot deel daarop rust. Je doet dus net alsof je de bal naar de forehand van je tegenstander brengt. Daarna neem je de bal met een omgekeerde stick (met je backhand dus) mee naar rechts, terwijl je met je rechtervoet uitstapt.
Als je de bal met je backhand ver genoeg naar rechts hebt gebracht, neem je de bal over met je forehand en passeer je je tegenstander over zijn of haar backhand.
De dummy naar rechts
Je loopt met de bal aan je stick recht op je tegenstander af, zodat je niet laat zien aan welke kant je gaat passeren. Je linkerhand is daarbij bovenaan je stick en met je rechterhand houd je je stick ongeveer in het midden vast. Terwijl je op je tegenstander toeloopt, probeer je zowel je tegenstander als de bal in de gaten te houden. Dichtbij je tegenstander gekomen, haal je snel je stick met je backhand over de bal van links naar rechts, waarbij je rechtervoet voor komt en je lichaamsgewicht voor een groot deel daarop rust. Je doet dus net alsof je de bal met je backhand naar de backhand-kant van je tegenstander brengt. Daarna neem je de bal met je forehand mee naar rechts, terwijl je met je linkervoet uitstapt. Als je de bal met je forehand ver genoeg naar ilnks hebt gebracht, neem je bal over op je backhand en passeer je je tegenstander dus over zijn of haar forehand.
De steekslag
Als je tegenstander met de bal aan z'n stick recht op je afloopt om te proberen je te passeren, kun je in balbezit komen door gebruik te maken van de steekslag. Dit is een techniek waarbij je je stick alleen met je linkerhand vasthoudt, waardoor je reikwijdte vergroot wordt. Je linkerhand doet daarbij het meeste werk en vooral in het begin zul je merken dat het vrij lastig (en zwaar!) is om je stick met één hand. De krul van je stick moet je bij de steekslag horizontaal houden. Op dat moment dat je tegenstander namelijk een passeerbeweging wil inzetten, steek je je stick naar voren naar de bal. Als je daarbij de bal een beetje van onderen raakt, springt die vanzelf over de stick van je tegenstander.
Het moet wel een snelle flitsende beweging zijn waarmee je je tegenstander probbert te verrassen.
Aannemen op de forehand
Je loopt tegelijk met een tegenstander, die rechts van je de bal wil onderscheppen, naar de aankomende bal toe. Je neemt de bal eerst op je forehand aan en vervolgens loop je (met de bal aan je forehand) nog een klein stukje in de richting waaruit de bal kwam, totdat je linkervoet voor staat. Daarna draai je snel op je linkervoet rechtsom, terwijl je de bal met je backhand meeneemt in de richting van je rechtervoet. Na de draai komt je gewicht op je rechtervoet en neem je de bal ter hoogte van je rechtervoet over op je forehand. Vervolgens zet je je linkervoet voor en met een kleine versnelling ben je je tegenstander kwijt.
De blow
De blow is een slag met je backhand. Natuurlijk is het makkelijker om de bal met je forehand te spelen, maar er zijn momenten dat je daar geen tijd voor hebt. Als je de bal opdrijft, zorg je ervoor dat deze midden voor je lichaam rolt. Je handen zijn ver uit elkaar en ophet moment van slaan maak je een korte achterzwaai. Kort omdat de blow in de meeste wedstrijdsituaties razendsnel moet worden uitgevoerd. Bij de blow is het heel belangrijk dat je laag zit en de bal nawijst.
Wegdraaiend aannemen
Het komt vaak voor dat, als een ploeg balbezit heeft, er een verdediger bij een mannetje in de buurt staat. Dat is natuurlijk erg lastig dus probeer je deze van je af te schudden. Hiervoor leent zich het wegdraaiend aannemen uitstekend.
Als je wordt aangespeeld, zorg er dan voor dat je recht op de bal afloopt en dat er een kleine ruimte is tussen jou en je vaste bewaker. Je laat de bal iets voorbij lopen en op dat moment dat de verdediger de bal wil afpakken, zet je je actie in. Je trekt de bal, aan je stick, voorbij je lichaam in de richting van je forehand. Let op je voetenwerk, zodat je snel je actie kan vervolgen. Als de beweging lukt, zul je merken dat je voldoende tijd hebt voor een vervolg-actie. In de cirkel betekent dit, dat je tijd hebt om op de goal te slaan of te pushen. Bedenk dat je deze truc niet te vaak achter elkaar kan doen, want jouw verdediger heeft deze beweging, nadat hij of zij een aantal malen is gefopt, heel snel door.
Wegdraaiend aannemen over de backhand
De voorbereiding voor het aannemen blijft hetzelfde, dus je loopt weer recht op de bal af. Ditmaal trek je de bal aan je stick, voorbij je lichaam in de richting van de backhand. Je voetenwerk is nu heel belangrijk, omdat je snel in de juiste positie moet komen om je actie te vervolgen. En niet met het puntje want de bal eindeigt gewoon op je forehand. Trek voor deze oefening een paar uutrjes uit, want hoe harder de bal in jouw richting wordt geslagen hoe moeilijker het is om hem vloeiend uit te voeren.
De lijnstopper
Op het WK heb je kunnen zien hoe belangrijk een strafcorner kan zijn. Daarom is het ook niet onbelangrijk om een goede lijnstopper in je team te hebben, want de keeper kan nou eenmaal niet in z'n eentje die harde schoten en pushes tegenhouden. Dit houdt in dat de doelman zich wat meer kan concentreren op de schoten in de rechterhoek (voor de keeper althans en de hoge pushes door het midden, want de lijnstopper neemt de linkerhoek voor zijn rekening. Op dat moment dat de strafcorner wordt aangegeven, doe je een stapje naar voren, zodat de hoek om te scoren kleiner wordt. Het is tevens een extra zekerheidje, want als je de bal niet helemaal goed stopt, rolt hij niet direct het doel in en heb je nog een kans om de bal alsnog voor de lijn weg te spelen. Het is belangrijk dat je je stick, al voor het schot, voor je houdt. Zi verlies je geen tijd en kun je je goed concentreren op het schot of de push. Een goede strafcorner wordt namelijk razendsnel uitgevoerd. Je probeert de bal het liefst naar de buitenkant te sturen. Als je de bal kan stoppen, moet je er wel voor zorgen dat je deze zo snel mogelijk naar de zijlijn uitverdedigt. Ga dus niet in je eigen loen pielen, want voor jet het weet verspeel je de bal en maakt je tegenstander alsnog een goal.
De 'Dalton'-truc
Je loopt met de bal aan je stick recht op je tegenstander af en wel zo dat j eniet laat zien aan welke kant je gaat passeren. Je linkerhand is daarbij bovenaan je stick en met je rechterhand houd je je stick ongeveer in het midden vast. Terwijl je op je tegenstander toeloopt, probeer je zowel je tegenstander als de bal in de gaten te houden. Dicht bij je tegenstander gekomen doe je - met een rechtop gehouden stick - net alsof je de bal langs de backhand van je tegenstander wilt spelen (een haringtruc dus). Je kan dit het beste doen door je stick flink open te draaien, waarbij je linkerelleboog naar voren wijst. Op het moment dat je ziet dat je tegenstander z'n stick naar de backhandkant brengt, haal je met een snelle polsbeweging de bal met je forehand om naar de andere kant.
Hierbij geldt: hoe meer rechtop je je stick houdt, hoe makkelijker dit gaat. als je de bal op deze manier langs je tegenstander hebt gespeeld, neem je de bal over op je backhand en ben je je tegenstander voorbij zonder dat je het contact met de bal hebt verloren.
De nektruc
Het is al eens eerder gezegd, een beetje pielen met de bal en dat hoeft niet eens op een hockeyveld is goed voor je balgevoel en daar kan je in de wedstrijd voordeel uit halen. Een van de meest uitgelezen trucjes om de bal jouw wil op te leggen, is het volgende kunstje: de bal in je nek leggen. Ik wil er nog wel uitdrukkelik aan toevoegen dat je dit niet in de wedstrijd kunt doen. Een veldspeler mag de bal immers alleen met de platte kant van zijn stick raken. Het is een gecombineerde oefening. Want je moet wel eerst proberen de bal stil op je stick te houden. Op een dusdanige manier dat je je stick voor je hebt. Als je dit onder de knie hebt, komt de volgende stap. Je moet de bal ongeveer 25 centimeter vanaf je stick omhoog wippen en dan heel snel met je hoofd onder de zwevende bal door bewegen. Op het moment dat je de bal opvangt, moet je zorgen dat je met je schouderbladen naar achter duwt, zodat je een soort kommetje creëert, waarin je de bal kunt opvangen. Denk erom dat je de bal niet te hoog opwipt. Als je deze dan verkeerd op je hoofd krijgt doet dat belst wel pijn en bovendien is de bal dan erg moeilijk te controleren.
Het stapshot
Het slapshot is het shot waarmee ijshockeyers op dat kleine doel plegen te schieten. Er doen zich situaties voor in de cirkel, waarbij je goed gebruikt kunt maken van het slapshot. Daarbij is het heel belangrijk dat je met een goede schijnbeweging de verdediging in de luren legt. Zorg ervoor dat je je stick zo vast hebt dat het lijkt of je de bal gaat stoppen. Met je rechterhand hou je je stick dus in het midden vast. De verdediger zal je dan waarschijnlijk niet meteen aanvallen en van deze aarzeling maak je direct gebruik om op doel te schieten. Het schot gaat als volgt. Wijs met je linker elleboog in de richting waarnaar je wilt schieten en zet je linkervoet ter hoogte van de bal. Als je het shot inzet, buig je goed door je linkerknie en veeg je als het ware door de bal. Maak het shot af door de bal goed na te wijzen.
De hoge bal stop
Je moet zorgen dat je voetenwerk verzorgd is zodat je goed in de baan van de bal blijft staan. Dit doe je door goed naar de bal te kijken en je zo op te stellen dat je geen sticks maakt als je de bal aanneemt. Bij het aannemen is het belangrijk dat je je stick stil houdt. Als het een hele hoge of verre bal is, kun je de bal op het moment van stoppen een beetje begeleiden. Dat doe je door met je stick een beetje mee te veren met de bal zodat deze niet ver van je stick afkets.
Verder moet je zorgen dat je een zekerheid inbouwt door je lichaam achter je stick te houden. Mocht je de bal namelijk missen, dan krijg je hem op je lichaam. Dat doet wel een beetje pijn, maar als je een verdediger bent onderbreek je wel de aanval van de tegenpartij en misschien wel een doelpunt. Dan mag je toch best een beetje pijn lijden.
De chip
Er zijn natuurlijk heel wat technieken waarmee je kunt scoren, maar als je de chip beheerst, kan deze heel effectief zijn. Je gaat op snelheid de cirkel in en komt oog in oog met de goal. Als deze het doel uitkomt, moet je ervoor zorgen dat de bal redelijk ver voor je stick uitrolt. Op het moment dat je je stick naar achteren haalt, denkt de keeper dat er een hard schot zal volgen en gaat hij waarschijnlijk liggen. Op dat moment hou je je stick schuin zodat de bal omhoog gaat. In plaats van snoeihard te schieten passeer je de liggende keep met een listige boogbal. Als je deze chip op kunstgras wilt oefenen, is het de bedoeling dat je de bal zo raakt dat je het gevoel hebt alsof je onder de bal door slaat. Je moet dus, zeg maar, een beetje in de grond slaan.
De buikschuiver
De bal moet door de rechtsbuiten in een schuine lijn naar de tweede paal worden geschoten. Je moet zorgen dat je een meter achter de bal positie kiest als de rechterspits de bal voorgeeft. Op het moment dat de voorzet onderweg is, moet je goed naar de bal blijven kijken, zodat je precies weet wanneer je je duik moet inzetten. Op het moment dat je duikt, heb je je stick in je linkerhand en hou je deze recht voor je uit, met de krul naar beneden. Met je rechterhand kun je je val wat aangenamer maken door erop te steunen. Als de bal je stick raakt, blok je 'm op zo'n manier dat hij van je stick ketst richting doel. blijf vooral goed naar de bal kijken gedurende de duik. als de bal namelijk van richting wordt verandert, kun je 'm lelijk op je lichaam krijgen. De buikschuiver is overigens niet echt aan te raden op een zandingestrooid kunstgrasveld. Maar, als je in de laatste minuut de winnende goal kunt maken, dan moet je er maar een paar pleisters voor over hebben!
De wallie flats
Voor dat we jullie wat meer gaan vertellen over deze techniek, zal ik eerst even uit de doeken doen waarom dit shot de Wallie flats heet. Wallie is Walter Drenth. Walter is de uitvinder van deze slag en gebruikt hem te pas en te onpas. De bal moet verder voor je liggen dan bij de gewone slag. Je hebt je stick wel normaal vast. Je doet alsof je gaat slaan, maar in plaats van dat je je slagbeweging in de lucht maakt, sleep je je gehele stick over de grond. Ook nadat je de bal hebt geraakt, blijft die over de grond slepen. Je moet dus iets lager zitten, dit doe je door wat meer door je knieën te gaan. Na de flats heb je met je stick bijna een gehel cirkel om je as gemaakt het resultaat van een Wallie flats, die in principe op de goal is gericht, is tweeledig. De keeper denkt dat je hard gaat schieten en zal hoogstwaarschijnlijk gaan liggen. Maar doordat je je stick iets schuin hebt, zal de bal met een lob over de keeper zweven. Het is dus ook een ideale variatie bij de strafcorner. De bal mag immers boven de plank in het doel belanden, omdat het geen gewoon shot is, maar meer een schuifslag. Denk daarbij aan de cornervariant bij het zaalhockey. Walter scoort regelmatig met dit ludieke wapen.
De shahbaz- tip
Net als bij de 'Wally Flats' is het weer de bedoeling dat je goed laag zit en dus diep door je knieën gaat. De bal is verder van je verwijderd dan bij een gewone backhand-slag omdat het de bedoeling is dat je hem eventueel ook glijden uitvoert. Je stick is bij de gehele slagbeweging plat op de grond, zodat je het moment van raken niet alleen goed kan inschatten, maar tevens de bal kunt nawijzen. Je raakt de bal niet met de haak, maar daar iets achter op je steel. Wanneer je de bal hoog wilt spelen kan je je steel, net als je haak, scheef houden. Als je meer snelheid aan de bal wilt geven, moet je je achterzwaai langer maken. Let er op dat als je hard wilt slaan, je de bal wel goed nawijst, zodat je de situatie altijd de baas bent. Shahbaz maakte met dit wapen niet alleen veel doelpunten maar gaf ook belangrijke voorzetten vanaf de linkerkant. Je moet deze tip veelvuldig oefenen om je pols sterk te maken. Hoe sterker je pols, des te beter de controle.
De schijnpush
Deze beweging is een mooie truc om je tegenstander op het verkeerde been te zetten. Waarbij je zowel een veldspeler als een keeper in de luren kan leggen. Let er wel op dat je van te voren niet te veel kijkt in de richting waar de bal uiteindelijk naar toe gaat. Want dan heeft de tegenstander dit natuurlijk door. als je de beweging inzet ga je diep door je knieën, zodat je makkelijk met je stick onder de bal kunt komen. Je neemt de bal even op je stick en dreigt deze naar rechts te pushen. Als je ziet dat je tegenstander deze bal verwacht, verander je de bal, met een korte polsbeweging, van richting. Dit kan naar voren, of naar links. Waarbij het van belang is dat je wel uit je ooghoeken hebt gekeken of er daadwerkelijk iemand vrij staat. Het is bij deze truc belangrijkj dat je de bal niet te hoog speelt, anders is het gevaarlijk spel. Het hoeft overigens geen pass te zijn, je kunt met deze actie ook de keeper op het verkeerde been zetten en proberen te scoren. In dat geval mag de bal natuurlijk wel hoog in de touwen belanden. Als je met deze truc aan de slag gaat, is het verstandig om in eerste instantie de bal aan de grond te houden en de beweging met je pols te oefenen. Als je dit onder controle hebt, probeer je het in de lucht voort te zetten.
Maak jouw eigen website met JouwWeb